PIETJE
Zaterdagmorgen net iets voor achten wachtte ik bij Lorist in de Gasthuisstraat op de jongedame die mij gaat knippen. Ik hoefde niet lang te wachten. Daar was ze al. “Loop maar mee”, zei ze. Ik ging in één van de diepzwarte kappersstoelen zitten en gaf aan hoe ik het wilde hebben. “Dat onkruid mag weg”, gaf ik aan. “Onkruid?”, herhaalde ze. “Jazeker”, ik wees aan welk onkruid. Zeven weken geleden deed ik dat ook al. Die keer mocht het niet te lang. Nu mag het niet te kort. Ik heb een vrij simpel kapsel. Dat is makkelijk knippen. Ik ben natuurlijk wel een Pietje Precies. In mijn werk let ik op details, waar het mijn eigen haar betreft, ook perfect. Nu is Lorist met volle tevredenheid al bijna dertig jaar mijn vaste kapper. Zelfs deze dame is inmiddels meer dan bekend met mijn grappen en grollen. “Aan de achterkant mag het een aaibare 2 millimeter zijn, aan de zijkant 2,5 millimeter en bovenop 3 centimeter, anders heeft mijn gel geen houvast”, gaf ik aan ter instructie en aanmoediging. Sinds mijn schooltijd heb ik al een aardig rataplan aan haarproducten geprobeerd; brillantine, Dapper Dan, haarpommade, crème, wax, out of bedlooksmurrie en wat niet meer. Geef mij maar de onvervalste megastrong stylinggel factor 5. Dat maakt het haar bovenop mijn hoofd precies een beetje knapperig, maar net niet betonhard.
Het duurde even maar ik was zoals altijd tevreden. Het kunstwerk werd net als anders gecheckt door de opperkapster. Drie haartjes bijgeknipt. Ik rekende af en bedankte de jongedame. Zij grapte nog iets van dat ze me over zes à zeven weken terug verwacht met een bos onkruid en ik liep na elkaar een fijn weekend gewenst te hebben, vers geknipt naar buiten. Heerlijk, er valt niets boven een ochtendwandeling door Kampen met een vers geknipt hoofd. Ik stapte naar buiten, haalde de zaterdagkrant, wat croissants en liep naar mijn fiets, die nog bij Lorist stond. Via het stadspark fietste ik naar huis. Thuis stond ik nog even naar mijn eigen hoofd in de spiegel te staren. Zat alles na de fietstocht nog precies naar wens? “Denk je niet dat er een halve millimeter te veel zit aan de achterkant?”, vroeg mijn vrouw, die de krant en croissants al in ontvangst genomen had. Ik liep weer terug naar de spiegel in de gang en gebruikte dit keer mijn smartphone om de haren aan de achterkant te checken. Ja, misschien had ze wel gelijk. Toen ik me omdraaide zag ik nog net dat ze stond te knipogen tegen de jongens. Ik werd hier weer eens zwaar in de maling genomen. Ja, oké, ik weet het. Noem mij maar Pietje.
( Stadscolumn #66 | 31 december 2024 )
“WÖÖR BIJ D’R ENE VAN?”
Dat hoorde ik toen ik net (1995) in Kampen woonde. “Wat zeggen ze nou?”, dacht ik eerst. Later zag ik het ergens staan. Aha, zo schrijf je dat dus op zijn Kampers. Als iemand van “buitenaf” wist ik ook niet precies wat men hiermee bedoelde. Nu weet ik het wel natuurlijk. Je ontwikkelt een “oor” voor het Kampers dialect als je hier wat langer woont. Inmiddels kan ik zeggen dat ik er “ene” ben van Passie. Ah denkt u misschien, dan heeft ie het toch niet goed begrepen. Jawel hoor! Bij gebrek aan een Kamper familiestamboom heb ik mijn bedrijf Passie voor Glans tot Kamper stamboom uitgeroepen.
De meeste autoliefhebbers weten wie ik ben en als ze het nog niet weten, moeten ze maar gauw mijn website verder bezoeken. Ik uutprakkezeer voor u regelmatig een mooi “stukkien” over Kampen, over auto’s en wat me verder nog te binnen schiet. De inspiratie komt vanzelf want in Kampen gebeurt genoeg!