HET IS DE NATUUR
We stonden bij Vishandel Bottenberg, onze twee zoons en ik. Ieder een portie kibbeling met saus en ik nog een lekker vers “harinkie” met uitjes. Al ruim vijftig jaar staan de Bottenbergers bij het gemeentehuis én je kunt er vlakbij parkeren. Vers gebakken en gerookte vis is hier écht een begrip. Zelfs als je geen vis lust, weet je een toerist de weg te wijzen naar onze Kamper vis-toko.
Enfin, we zaten met onze porties in de zon buiten heerlijk te kanen. “Hé pap, ik lust er zó nog wel één”, zei onze jongste met een nog uitpuilende wang. “Niks ervan, we gaan zo eten”, zei ik. “Niet eerlijk!”, zeiden de jongens. “Jij had er ook nog wat bij.” “Dat is de natuur, jongens. Ik ben groter en heb meer nodig. Plus, ik heb de portemonnee.” Op dat moment stuurde het universum een zwerm meeuwen, die krijsend kwam aan scheren, vechtend om iets van een oude broodkorst. De jongste, met bolle wang en volle mond naar de schreeuwende kluwen, die richting onze auto ging: “Oh nee!” Hij zag de bui al hangen. Vogelpoep op ons glanzend paradepaardje, mijn blikken visitekaartje. Ik gooide snel een stukje haring op, in de hoop dat zij beleg op brood wilden en ze zodoende van richting zouden veranderen.
Helaas. Ik stond een te zuinig deel van mijn lekkere visje af. De meeuwen hadden de vaart er goed in en weken niet voor zo’n minimaal stukje beleg. Een serie klodderpoep werd afgevuurd. Lekker dan, kon ik meteen weer aan de slag, want die rotzooi laat ik absoluut niet op de auto liggen. “Het is de natuur pap!” Met een mond vol vis keken beide zoons me grijnzend aan. En ik? Ik vond dat ik nóg wel een extra visje had verdiend. De verse structuur zat immers op de nieuwste generatie glascoating en dit pantser voorkomt ook het invreten van lak door vogelpoep. Een ieder zijn of haar marinade, mensen!
( Stadscolumn #6 | 27 mei 2020 )
“WÖÖR BIJ D’R ENE VAN?”
Dat hoorde ik toen ik net (1995) in Kampen woonde. “Wat zeggen ze nou?”, dacht ik eerst. Later zag ik het ergens staan. Aha, zo schrijf je dat dus op zijn Kampers. Als iemand van “buitenaf” wist ik ook niet precies wat men hiermee bedoelde. Nu weet ik het wel natuurlijk. Je ontwikkelt een “oor” voor het Kampers dialect als je hier wat langer woont. Inmiddels kan ik zeggen dat ik er “ene” ben van Passie. Ah denkt u misschien, dan heeft ie het toch niet goed begrepen. Jawel hoor! Bij gebrek aan een Kamper familiestamboom heb ik mijn bedrijf Passie voor Glans tot Kamper stamboom uitgeroepen.
De meeste autoliefhebbers weten wie ik ben en als ze het nog niet weten, moeten ze maar gauw mijn website verder bezoeken. Ik uutprakkezeer voor u regelmatig een mooi “stukkien” over Kampen, over auto’s en wat me verder nog te binnen schiet. De inspiratie komt vanzelf want in Kampen gebeurt genoeg!