HET EINDE
Ik had zojuist van een klant een lekkere plak chocolade gekregen. Zo eentje met het stadsfront van Kampen gegoten in chocolade. Van chocolaterie de Swaen. Jammie. Van chocolade ga ik zingen! Waarom ik die reep kreeg? Geen idee eigenlijk. Vergeten te vragen. Mijn klanten worden wel steevast getrakteerd op een gezellige anekdote over Kampen. Misschien was dit een soort tegenactie. “Mooi zo, lekker voor bij de koffie thuis vanavond”, bedacht ik toen de klant weg was. Als ik nu alvast een klein stukje in mijn wang schoof, kon ik straks tijdens het polijsten lekker lang de chocolade blijven proeven. Ik brak een stukje Bovenkerk af. Tenminste dat was mijn bedoeling, maar daar moest ik écht wat kracht voor zetten. Een klein stukje afbreken dat ging niet zo maar. De reep was zo stevig dat zó hop, een flink stuk van de Bovenkerk afbrak. Nou ja, geen probleem natuurlijk. Ik schoof het stuk naar binnen. Lekker romig. Nog maar een klein stukje. Nee, hetzelfde verhaal, een klein stukje afbreken, dat ging echt niet. Nou vooruit, nog maar een groot stuk. Voor ik het wist had ik om tien uur ‘s ochtends al een flink stuk stadsfront achter mijn kiezen. Ik móest nog beginnen met polijsten.
Nadat ik de hele middag lekker aan het werk was geweest, blikte ik naar mijn bureau en naar het resterende stadsfront dat nog in het plastic doosje op een gouden stukje karton lag. “Lekker bezig Marinus!”, dacht ik. Van het hele stadsfront was alleen het middengedeelte met de stadsbrug nog over. Ik keek op de klok. Bijna tijd om naar huis te gaan. Er was te weinig chocolade over om thuis bij de koffie te delen. Ik keek naar de stadsbrug. De stadsbrug lag er enigszins hulpeloos bij. Ach en thuis wist niemand zelfs van het bestaan van deze plak chocolade af. “Ik haal voor thuis wel een keer een lekker tasje chocolade binnenkort”, besloot ik een beetje schuldbewust. Ik brak het resterende stuk in tweeën en stopte snel in iedere wang een stuk. Hap, slik weg stadsbrug. Het einde!
( Stadscolumn #32 | 31 juli 2021 )
“WÖÖR BIJ D’R ENE VAN?”
Dat hoorde ik toen ik net (1995) in Kampen woonde. “Wat zeggen ze nou?”, dacht ik eerst. Later zag ik het ergens staan. Aha, zo schrijf je dat dus op zijn Kampers. Als iemand van “buitenaf” wist ik ook niet precies wat men hiermee bedoelde. Nu weet ik het wel natuurlijk. Je ontwikkelt een “oor” voor het Kampers dialect als je hier wat langer woont. Inmiddels kan ik zeggen dat ik er “ene” ben van Passie. Ah denkt u misschien, dan heeft ie het toch niet goed begrepen. Jawel hoor! Bij gebrek aan een Kamper familiestamboom heb ik mijn bedrijf Passie voor Glans tot Kamper stamboom uitgeroepen.
De meeste autoliefhebbers weten wie ik ben en als ze het nog niet weten, moeten ze maar gauw mijn website verder bezoeken. Ik uutprakkezeer voor u regelmatig een mooi “stukkien” over Kampen, over auto’s en wat me verder nog te binnen schiet. De inspiratie komt vanzelf want in Kampen gebeurt genoeg!